woensdag 20 oktober 2010

Week 5: Ghandi

Film bespreking

De film speelt af op 30 januari 1948 te New Delhi in India. Dit is de dag waarop Gandhi brutaal vermoord werd door een extremistische hindoe. Je vraagt je dan ook meteen af, waarom het net een hindoe is die hem vermoord ondanks dat Gandhi ook hindoeïstisch was. Doorheen de film (en deze bespreking) krijg je een antwoord op deze vraag. Wat je wel onmiddellijk zag was dat hij een ware volksheld was. Miljoenen mensen willen hun Bapu (=vader) een laatste keer eren. Ook de commentatoren zijn emotioneel geraakt wat je merkt aan hun woorden: “Gandhi stierf zonder geld, zonder bezittingen, zonder officiële titel of ambt. Hij was geen legerleider, wetenschapper of kunstenaar maar een man die zijn land naar de vrijheid leidde. Wanneer iedereen verward was, slaagde hij erin om het geweten van de mensheid te verwoorden”.

Maar hoe slaagde hij erin om het geweten van de mensen te verwoorden? Hoe kunnen we verklaren dat hij erin slaagde om op te komen voor de rechten van alle Indiase mensen? Hiervoor moeten we terug in de geschiedenis gaan. Door middel van een flashback keren we terug naar Zuid – Afrika 1893. Op dit moment komt Gandhi al in aanraking met racisme.

Als gerespecteerde advocaat zijnde, kocht hij een kaartje om in eerste klasse te reizen. Omdat hij gekleurd is, moest hij echter naar de derde klasse verhuizen. Hij weigert dit en ze gooien hem dan ook letterlijk van de trein af. Gandhi trekt op onderzoek uit waarom dit zo is, en hij ontdekt dat het door zijn afkomst is. Indiërs worden als minderwaardig gezien in Zuid - Afrika. Uit onvrede start hij het Indiase Congrespartij van Zuid – Afrika op om tegen dit onrecht te werken. Wat belangrijk is om te weten is dat Zuid – Afrika, net zoals India, een deel van het Britse rijk was. Men werkte hier met pasjes om de identiteit van de inwoner aan te tonen. In deze tijd werden Indiërs dan ook minderwaardig behandeld en berecht. Gandhi begint als reactie hierop de pasjes te verbranden, met een arrestatie met geweld als gevolg. Verder zie je in de film ook al zijn volharding: wanneer blanken roepen dat hij niet samen met een christen op de stoep mag lopen, wijkt hij niet. Zonder geweld, zijn woord is zijn voornaamste wapen.

Wanneer men de pasjeswet wilt aanpassen, is Gandhi verontwaardigd. Vanaf nu moet van elke Indiër een vingerafdruk genomen worden, christelijke huwelijken worden alleen nog meer aanvaard en elke Indiër zijn huis mag doorzocht worden door een politieman. Hij zet de mijnwerkers aan tot protest, waarop de Britse agenten willen reageren met geweld. Uiteindelijk leggen de Indiërs zich op de grond, waardoor de Britten niet kunnen aanvallen. Iets later arresteert men Gandhi. In de gevangenis wilt generaal Smütts spreken met Gandhi. Hij heeft met eigen ogen gezien welke reputatie Gandhi heeft opgebouwd. De generaal sluit een compromis: de wet zal aangepast worden en Gandhi zal voor geen problemen meer zorgen. Hij vertrekt dan ook terug naar zijn geboorteland, India.

In de film volgt dan ook een flashforward naar het jaar 1915: Gandhi komt hier in Bombay aan. Zoals de meesten onder ons wel weten, was er in 1915 een Wereldoorlog aan de gang. India, als kolonie van Groot – Brittannië werd verplicht om deel te nemen aan deze oorlog. Toen Gandhi in Zuid – Afrika was, hebben ze ook niet stilgezeten in India. Men wou zelfbestuur in India hebben. Maar Gandhi kende zijn geboorteland niet zo goed en wilde het beter leren kennen door een rondreis. Wanneer de Eerste Wereldoorlog is afgelopen (=1918) begint de schreeuw naar Indisch zelfbestuur groter te worden. Op het Indische Nationale Congres eist India zelfbestuur. De leider hiervan is Mr Jinnah, die een moslim is. Tijdens dit congres spreekt ook Gandhi de mensen toe: hoewel de mensen eerst sceptisch tegen hem stonden omdat men alleen zijn verhalen in Zuid – Afrika kende en nauwelijks in India was geweest, besefte hij dat men moest rondtrekken om het volk te bereiken. De Britten beseffen dat Gandhi een gevaar aan het worden is voor de Britse overheersing en onmiddellijk arresteren ze hem. Wanneer ze hem willen berechten, zit de zaal vol met Indiërs. De rechter beslist dat Gandhi de provincie moet verlaten wegens ordeverstoring, hij weigert dit echter en meteen erna spreken ze hem zelf vrij. Voor iedereen is hij nu de held.

Nehru, een medestander van Gandhi wilt met behulp van geweld een onafhankelijkheid eisen. Gandhi daarentegen pleit voor actieve en provocerende reacties van de Indiase mensen. Ondertussen is Bapu, de bijnaam van Gandhi overal gekend. Hij is de vader van de staat en hij wilt zorgen dat elke Indiase persoon, onafhankelijk welk geloof hij of zij ook is, gelukkig is. Hij wilt dan ook onafhankelijkheid bereiken door een dag van gebed en vasten in te lassen. Op deze dag zal er dan niet gewerkt worden. Het leger is razend en schiet op heel veel onschuldige mensen. Dit gebeurde bij Armitsar, en gaat de geschiedenis in als het bloedbad van Armitsar.

Er werden maar liefst 1516 onschuldige mensen vermoord!

Gandhi bleef inmiddels de tactiek van non – coöperatie gebruiken. Hierbij verwerpt hij elke vorm van samenwerking, want India heeft de Britten niet nodig. Hij zegt dan ook het volgende: ,, Er is geen enkel volk dat hun eigen slechte regering niet verkiest boven dat van goede vreemden.

De Britten moeten vertrekken, want 100 000 Britten kunnen geen 350 miljoen Indiërs controleren”. Verder is het ook op opmerkelijk dat hij de zwakheden inzag van zijn eigen natie: de religieuze verdeeldheid die er was tussen hindoes en moslims. De protesten werden alsmaar groter tegenover de Britse bezetting, het nieuws verspreidt zich over de hele wereld. Door de grote censuur die er echter binnen India heerst, weet men ironisch genoeg in het buitenland meer over de situatie. Ondertussen escaleren ook de protesten: wanneer men ziet hoe Indiase mensen worden afgeslagen door politieagenten steekt men het politiebureau in brand en vermoord men deze agenten. Gandhi voelt zich moreel verantwoordelijk voor deze campagne en gaat vasten als boetedoening. Iets later arresteert men hem weer: hij geeft toe dat hij inderdaad de regering wilt omver werpen. De rechter veroordeelt hem, ondanks dat hij dat niet wilt, tot zes jaren gevangenis.


De Britten wouden natuurlijk dat men Gandhi vergat. Dat was

uiteraard niet zo en toen hij vrijkwam vocht hij opnieuw voor een vrij India. De wereldwijde pers is inmiddels al op het verhaal over Gandhi gesprongen, wat de Britten uiteraard niet zo leuk vonden. Hij besluit om nogmaals actie te voeren: hij wandelt naar Dandi om hier zout te winnen. Dit was eerder een symbolische daad omdat de Engelsen een monopoly hadden op zout. Door aan te tonen dat dit nu Indisch zout was, erkende hij dat hij de Britten niet meer zag als hun heerser. De Indiase mensen volgen hen met deze zoutwinning, maar iedereen die dit zal onmiddellijk gearresteerd worden. Deze arrestaties gebeurden met geweld. De Indiase mensen willen de volgende dag de zoutfabriek in Dhasserana bezetten door een staking. Ze gaan hier naartoe, en worden hier afgetroefd door de politie. De Indiase mensen vechten echter niet terug. Het belangrijke van deze daad is dat hindoes en moslims naast elkaar liepen met opgeheven hoofd, zonder angst voor verwondingen of de dood. Voor de pers is het Westen het moreel recht over India kwijt. Zoals een Engelse journalist dan ook zegt: ,,India is vrij want ze hebben alles verdragen wat wapens en wreedheden konden brengen en ze hebben niet gebogen noch geweken”. In 1930 lijkt er een doorbraak te komen in de Indiase onafhankelijkheid: Gandhi krijgt een uitnodiging voor de rondetafelconferentie te Londen, maar komt zonder akkoord terug. Volgens hen is India te religieus

Maar niet alleen de onafhankelijkheid van India was een zorg voor Groot – Brittannië, ook de voorbereiding op de Tweede Wereldoorlog werd een probleem. Hitler, die in Duitsland aan het hoofd stond van de NSDAP werd een bedreiging voor Europa. Gandhi weigerde echter om de oorlog te steunen: waar geweld is, is altijd leed, volgens hem. Terwijl Gandhi nogmaals onder arrestatie komt, kon Jinnah vrijuit spreken. Hij heeft de moslims angst aangejaagd door te vermelden dat hindoes en moslims niet samen konden leven. Omdat de hindoes massaal in de meerderheid waren, was men bang voor een eventuele lynchpartij van hen. In de gevangenis sterft ook zijn vrouw, dit klopt echter historisch gezien niet.

Na de oorlog werd India praktisch onmiddellijk onafhankelijk. Toch kwam Gandhi zijn grote droom niet uit: er werd Pakistan opgericht, waar de moslimmeerderheden woonden en India was voornamelijk bevolkt door de hindoes. Bapu wou echter één gezamenlijk India: moslims en hindoes zijn het linker- en rechteroog van het land. Door het voorstel om Jinnah, een moslim tot premier te maken verliest Gandhi heel wat steun van de Hindoes. Hierdoor kan je verklaren waarom een extremistische hindoe Gandhi neerschot: hij voelde zich verraden. Uiteindelijk werd Jinnah premier van Pakistan, en Gandhi’s vriend Nehru de eerste premier van India. Door de oprichting van Pakistan treden nu echter de Indiase – Pakistaanse verschillen op de voorgrond. Er is heel veel geweld en Gandhi besluit om terug te vasten tot de gevechten tot het verleden behoren. Uiteindelijk stoppen deze rellen, maar wanneer Gandhi ging bidden in een publieke ruimte werd hij neergeschoten.

“Als ik wanhoop denk ik eraan dat waarheid en liefde altijd zegevieren in de geschiedenis. Er zijn altijd tirannen geweest, soms lijken ze onoverwinnelijk, maar ze komen altijd ten val. Altijd.”

De actualiteit

Wanneer je de krant leest, zie je regelmatig heel wat aanslagen met religieuze motieven. Toch moeten we dit nuanceren. Door mensen zoals Gandhi is er alvast een dialoog ontstaan tussen mensen uit verschillende godsdiensten. Het loopt pas fout als de politiek zich ermee bemoeid. In ieder geval, Gandhi is één van de grootste mensen op aarde die ooit geleefd heeft. Door middel van een dialoog bracht hij de gemeenschappen dichter bij elkaar. Dat één man dit kon doen is, is echt ongezien. Laten we echter niet naïef zijn: vandaag de dag komen er nog aanslagen voor in India door bepaalde religieuze groepen, en hier moeten we zeker niet doof voor zijn. Maar verder kan je echt niet zeggen dat het werk van Gandhi nutteloos was!

Verder heeft Gandhi ook mede ervoor gezorgd dat de onafhankelijkheidsstrijd geen bloedige strijd werd. In vele landen was de dekolonisatiestrijd een bloedige gebeurtenis, in India viel dat relatief gezien nog mee. Al moeten we uiteraard nuanceren dat er nog steeds te veel onschuldige slachtoffers waren.

Over de film

Deze film is echt een aanrader. Ondanks de lange tijdsduur blijft het je uitermate boeien. Verder is het ook een film die je doet nadenken. Indien je dan ook de kans hebt om deze film te zien, laat deze kans dan niet liggen!

Bronnen: http://www.trouw.nl/achtergrond/deverdieping/article1941352.ece/Behalve_geweld_kent__India_ook_tolerantie.html

Een woordje vooraf!

In de lessen geschiedenis leren we dat grondbezit macht betekent. Hoe meer grond iemand had hoe meer macht die kon uitoefenen. Sinds de Grieken is kolonisatie een manier geweest om aan die macht te geraken. Al moest men letterlijk over lijken heen.

De grootmacht die ongetwijfeld de meeste kolonies verzamelde was Groot – Brittannië. De trots van de Britse kroon was het grondstofrijke India dat werd gekoloniseerd in 1858. Men vond hier niet alleen goud, zilver en Oosterse specerijen maar ook opium. Uiteraard werd een deel van de bevolking ook slaaf. Verder lag het ook op een strategisch interessante plaats, aan zee.

Deze kolonisatie zorgde voor grote slachtoffers. Zoals eerder gezegd werd de lokale bevolking uitgebuit. Uiteraard waren deze mensen hier niet tevreden mee. Soms kwamen ze in opstand, maar deze werden vaak gewelddadig onderdrukt. Sinds het einde van de 19de eeuw begonnen de Indiërs echter te beseffen dat ze niets gemeen hadden met hun onderdrukker. Ze wilden onafhankelijkheid! Hiervoor hadden ze een grote leider nodig, die vonden ze in Gandhi.

Gandhi werd geboren in Porbandar, India op 2 oktober 1869. Zijn geboortedag wordt zelfs gevierd, wat toch moet betekenen dat hij één van de invloedrijkste personen van Indische afkomst was. Na zijn studies in India besloot hij naar Engeland te vertrekken. Hier ging hij studeren aan de University College London. Toen hij terugkeerde naar India, wilde hij een advocatenkantoor opstarten. Dit werd echter niet zo een succesvol verhaal.

Hij vertrok naar Zuid – Afrika (aankomst in 1906), waar hij de lessen van zijn leven kreeg. Iin Zuid – Afrika was het apartheidsregime aanwezig. Gandhi riep het volk op om zich te verzetten tegen de pasjeswetgeving. Hij maakte wel duidelijk dat er geen geweld mocht gebruikt worden. In de jaren die hierop volgden werden duizenden mensen in elkaar geslagen, gevangen gezet en vernederd. De Indiërs gebruikten echter geen geweld!

In 1915 keerde hij terug naar India. Enkele jaren later, in 1918, stichtte hij een hindoeïstische gemeenschap en begon hij dorpen te reorganiseren en scholen en ziekenhuizen te bouwen. De reacties van de autoriteiten waren schokkend: Gandhi werd gearresteerd en dit leidde tot ontzettend veel protest. Hierdoor kreeg hij ook zijn bijnaam, Bapu ( de vader).

In 1919 was er de Rowlatt – wet die het volk in rep en roer zette. Dit was een wet die de overheid in staat stelde om mensen zonder rechtszaak in de gevangenis te zetten. Onder leiding van Gandhi kwamen hier opstanden tegen. De reactie van het leger onder leiding van de Britten was verkeerd: er vielen veel burgerslachtoffers ondanks dat het een vreedzaam protest was.

De reactie van Gandhi hierop was ook veelzeggend: alle geweld is kwaad volgens hem. Hij realiseerde zich dan ook dat onafhankelijkheid de enige oplossing was om de problemen op te lossen en hij ging zich inzetten voor zelfbestuur.

In 1920 werd hij voorzitter van de India Home Rule League en in 1921 werd hij voorzitter van de Congrespartij. Onafhankelijkheid was één van de doelen van het partijprogramma. Dit moest echter zonder geweld gebeuren.

Verder vond hij ook dat vrouwen een rol moesten hebben in de onafhankelijkheidsbeweging. Om dit te bereiken riep hij iedereen op om zelf kleding te spinnen. Deze campagne was succesvol maar in 1922 ging het mis toen er geweld gebruikt werd. Gandhi riep dan ook uit tot beëindiging van de campagne: geweld was de oplossing niet!

Ironisch genoeg raakte Gandhi zelf in de gevangenis wegens aanzetting tot rebellie. Tijdens zijn afwezigheid werd de Congrespartij in tweeën gesplitst en de samenwerking tussen moslims en hindoes begon ook stroef te lopen.

De Britse autoriteiten probeerden een commissie samen te stellen die de grondwet kon wijzigen, maar deze zou enkel uit Britten bestaan. Uiteraard waren Gandhi en de Indiërs hier niet tevreden mee. Hij riep een boycot uit binnen de Indische politiek. India was rijp voor een gedeeltelijke autonomie en op 26 januari 1930 werd door de Indisch Nationaal Congres uitgeroepen als de dag van onafhankelijkheid voor India.

In 1931 werd het Gandhi-Irwin-pact getekend. Dit was ook een succesje voor Gandhi omdat de Britten beloofden alle politieke gevangenen vrij te laten in ruil voor het opschorten van de burgerlijke ongehoorzaamheidbeweging. In 1932 werd door de regering een voorstel gedaan om aparte verkiezingen te organiseren. Ghandi ging in protest en de regering veranderde het plan. In 1933 vastte hij 21 dagen uit protest tegen de Britse onderdrukking.

Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, wilden de Britten dat de Indiërs hen steunden in deze strijd. Ghandi zei echter dat de Indiërs de Britten alleen zouden steunen, indien zij onafhankelijkheid kregen. Hij schreef dan ook de “Quit India” – resolutie waarin de Britse regering werd verzocht om India te verlaten.

Deze campagne was de grootste en meest massale beweging voor onafhankelijkheid ooit. Tijdens deze campagnes vonden massa arrestaties en geweld op grote schaal plaats. Duizenden mensen werden gedood en honderdduizenden gearresteerd. Gandhi zei dat deze campagne een individueel geval was van de Indiërs en geen reden was om de campagne af te gelasten. Toch verkoos hij een geweldloze campagne.

In 1942 werd Gandhi twee jaar vastgehouden in het Aga Khan Paleis. Voor het einde van de oorlog werd hij echter in vrijheid gesteld omdat hij zwaar ziek was. Einde 1943 werd de orde hersteld door het geweld van de Britse troepen, maar “Quit India” was een succes. Tegen het einde van de oorlog maakte de Britse regering duidelijk dat de macht in Indische handen zou komen te liggen. Dit was voor Gandhi de reden om de campagne af te sluiten.

In 1947 werd India dan eindelijk officieel onafhankelijk van de Britten. Maar toch vierde Gandhi de onafhankelijkheid niet, hij rouwde om het geweld tussen de hindoes en moslims. Ironisch genoeg werd de man die streefde voor een revolutie vermoord door een extremistische hindoe.

Om me nog verder te verdiepen in dit onderwerp ga ik de film Gandhi bekijken. Deze film is een achtvoudige Oscarwinnaar, dus ik verwacht er wel iets van. Met hulp van de beelden ga ik proberen om de situatie nog beter uit te werken en ga ik nog dieper ingaan op de vraag: wie was Gandhi en wat deed hij? “Beelden zeggen immers meer dan duizend woorden!”

Bron:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Mahatma_Gandhi

zondag 17 oktober 2010

Week 4: Museum van de Nationale Bank België

Op woensdag 13 oktober

2010 ben ik het museum van de Nationale Bank van België gaan bezoeken in Brussel.

Ik ga proberen aan de hand van deze uiteenzetting jullie een zo duidelijk mogelijk

beeld te geven van het museum.

Het is 07 uur wanneer ik uit mijn bed kom. Ik maak een klein lunchpakketje klaar, check nog even het adres en de openingsuren. Om mijn blog ook een beetje aantrekkelijk te maken neem ik ook mijn fotocamera mee. Zo gepakt en gezakt “of to Brussels”!

Gelukkig kom ik niet in de file te staan maar is het natuurlijk wel druk in Brussel zelf. Ik vind het zo a

l moeilijk rijden in Brussel maar doe die drukte raakte mijn navigatie

even in de war en reed ik verkeerd. Geen paniek het is maar een klein omweggetje. Eindelijk aangekomen, om 10u17 om precies te zijn.

Aan de balie zit

een vriendelijke vrouw die me zeer beleefd zegt/vraagt “geen student neem ik aan?”. Raar maar waar had ik dit een beetje verwacht en had ik mijn studentenkaart al klaar liggen. Ze excuseerde zich en gaf me een inkomkaartje voor 4 euro. Daarbovenop gaf ze me extra informatie, om het goed te maken, gratis mee.

Genoeg gezaagd zal je wel denken.

Dan gaan we maar aan de eerste van de vijftien zalen beginnen. Bij elke zaal ga ik zoveel mogelijk foto's plaatsen. Zo krijgen jullie een beter beeld van hoe het er van binnen uitziet.

In de eerste zaal word ik eerst hartelijk welkom geheten door de Gouverneur van de Nationale Bank België, Mr. Guy Quaden.

Dit doet hij vanuit zijn kantoor. Het interieur is zo ingericht dat het lijkt op een bank. De volgende 2 zalen zijn respectievelijk de zaal van het Directiecomité en de zaal waarin de Algemene vergadering van aandeelhouders plaatsvond.



















Zaal 4


Zoals in de meeste musea

of uiteenzettingen begint men met het geschiedkundig deel. Ook hier gaat het in de 4de za

al over de geschiedenis van het geld. Hoe was het héél vroeger en hoe is dat geëvolueerd?

We gaan terug in de tijd, maar wel heel ver terug. Zelfs in de prehistorie had men al “geld”, laten we dat “primitief geld” noemen. Waarschijnlijk al ooit gehoord van ruilhandel.


Dit is nu nog steeds van toepassing alleen noemen we het niet meer zo. We krijgen iets als we iets van dezelfde waarde terug geven.

Stel je leeft in de periode waar geld nog niet bestond.

Je bent een bakker en wilt je haren laten knippen. Wat doe je dan? Je vraagt aan de kapper of hij

brood, een gebak, een taart, … of iets dergelijks nodig heeft. Dat neem je mee en geef je hem in ruil voor een kapbeurt.

Het “primitief geld” komt op hetzelfde neer

maar is nu iets dat iedereen gebruikt. Voor vlees betaalde je bijvoorbeeld 30 schelpen terwijl je voor een brood er maar 10 nodig had. Dit waren natuurlijk niet zomaar eender welke schelpen en er werd ook niet overal met schelpen betaald. Deze schelpen noemen we kauri schelpen. Ze zijn afkomstig uit de Indische oceaan en waren zeer populair als betaalmiddel. Op de kaart wereldkaart hiernaast en de legende daaronder zien jullie de verschillende betaalmiddelen in de verschillende landen. Zo heeft men aan de noordkust van Amerika vaak betaald in koper in het verleden, ter

wijl men in Zuid – Amerika in de 17de eeuw vaak betaalde in cacao. In Ethopie kon je tot ver in de 20ste eeuw zelfs betalen met zout, terwijl je in China gewoon je goederen kon betalen met thee. In de gebieden rond Azië kon je dan weer betalen met Kauri’s. In sommige gebieden kan je hier zelfs nu nog mee betalen. Op het eilandje Yap, in Micronesië kon je echter o

ok in stenen betalen. In Nieuw – Guinea daarentegen kon je zelfs in hondentanden betalen.

Gelukkig moeten we daar nu niet meer mee betalen. Deze betaalmiddelen zijn pas vervangen door munten vanaf de oudheid (7de eeuw v.C.). Onze eerste westerse munt wordt in Lydië vervaardigd uit een slib van een legering van goud en zilver. Om een intrinsieke

waarde te kunnen geven aan een munt werd het gewaarmerkt door een beeldenaar. Vanaf dan gaat het eigenlijk allemaal al veel sneller. De verschillende heersers zetten hun heldendaden of gezichtsafdruk op de munten zodat ze verheerlijkt kunnen worden. De munten krijgen meer en meer de mooie ro

nde vorm en gaan over van brons naar koper, zilver en zelfs goud. Zelfs in de Griekse euro van vandaag zien we een symbool dat gebruikt werd op de Griekse munten uit de oudheid, namelijk de uil.

Uit China komt niet alleen de eerst de munt maar ook het eerste briefgeld. Het eerste briefgeld heette 1 kuan dit kwam overeen met 1000 cash. Om de waarde ervan herkenbaar en duidelijk te maken werden dan ook 1000 cash karakters erop gedrukt. Samen met die 1000 karakters stond ook de uitgever en zijn stichter, het jaar van uitgifte en de voorwaarden.

In de Middeleeuwen (6de eeuw) had men het niet zo op papiergeld omdat deze periode vooral gekenmerkt wordt door branden.

Om deze reden was het veiliger en verstandiger om munt geld te hebben dan papiergeld.

Vanaf de Nieuwe Tijd dan spreek ik over het jaar 1400 en verder ging alles in een versneld tempo. Er werd op grote schaal, wel handm

atig, aan geld gewerkt. Er kwam meer papiergeld en de munten werden geperfectioneerd. Pas vanaf het jaar 1950 kwamen de bankkaarten, overschrijvingen en cheques.

Zaal 5


Hoe een euro biljet wordt gemaakt en waar men op let komen we te weten in zaal 5. Op de verschillende biljetten staan stijlperioden uit de Europese geschiedenis. Er werd de nadruk gelegd op ramen, poorten en bruggen. Er werd een tekenwedstrijd gehouden om een ontwerp te vinden voor de 7 biljetten. De Oostenrijker Robert Kalina won en noemde zijn thema “Tijdvakken en stijlen in Europa”. De ramen en deuren aan de voorkant drukken de geest van openheid en samenwerking in Europa uit. De 12 sterren van de Europese Unie staan symbool voor harmonie en dynamiek in het huidige Europa. Op de achterkant is een typische brug uit één van de 7 stijlperioden van de Europese architectuur uitgebeeld. De brug symboliseert de samenwerking en communicatie tussen de Europese landen, en tussen Europa en de rest van de wereld.

Al deze kunstwerken zijn puur fictief. Om er zo niet voor te zorgen dat er monumenten uit bepaalde landen naar voor komen en de aandacht krijgen.

Zaal 6

Zaal 6 maakt ons duidelijk hoe zo’n biljet wordt gemaakt aangezien geld niet aan de bomen groeit.

Toch begint de geschiedenis van elk biljet bij een boom, de katoenboom. In tegenstelling tot gewoon papier, dat uit houtvezels wordt gewonnen, gebruiken gespecialiseerde papierfabrieken katoenvezels om biljettenpapier te vervaardigen. De zaadpluizen van de katoenboom worden daartoe geplukt, gehakt en omgeroerd tot de katoenvezels loskomen. Die vezels worden als grondstof gebruikt voor het biljettenpapier. Elk eurobiljet heeft een andere hoofdkleur. Die vind je niet alleen terug in de motieven die op het papier gedrukt worden. Ook het papier zelf is ermee massaal in de massa geverfd. Aan de katoenpulp worden speciale microvezels toegevoegd, die onder ultraviolet licht zichtbaar worden. Anders dan bij gewoon papier blijft de papiermassa zelf grauw. Tegen die achtergrond steken de rode, groene en blauwe microvezels eens zo goed af. Als je de voorkant van een eurobiljet tegen het licht houdt, zie je links een watermerk. Dit bestaat uit het hoofdmotief van het biljet met daarrond, in sterk contrast, zijn nominale waarde. Tegen een ondoorzichtige achtergrond zie je een negatief motief en een positieve waarde, tegen een transparante achtergrond zie je net het omgekeerde. Het watermerk is het gevolg van een verschil in dichtheid van het papier. Tijdens deze fase van het fabricageproces wordt ook een iriserende band op het biljet gedrukt. Op de kleinste coupures (biljetten van 5, 10 en 20 euro) wordt een holografische band aangebracht. In alle eurobiljetten wordt tevens een micro geperforeerde veiligheidsdraad verwerkt. Die wordt zichtbaar in de vorm van een donkere streep als je het biljet tegen het licht houdt. Midden in de streep is de waarde van het biljet aangegeven. Bij elke levering van biljetpapier door een papierfabrikant worden stalen genomen. Die worden aan diverse kwaliteitstesten onderworpen. Alle mogelijke behandelingen die het biljet te wachten staan, worden hierbij nagebootst. Zo wordt de trek-, scheur- en vouwsterkte van het papier gemeten.

Zaal 7

Om er voor te zorgen dat onze economie stabiel blijft hebben we ook een stabiele munt nodig.

Hoe dat precies in zijn werk zal ons duidelijk gemaakt worden in zaal 7. “Een stabiele munt: waarom?”

is de titel van deze zaal. Eerst moeten we de 3 functies van een munt te weten komen.

Ten eerste is het een ruilmiddel, een middel waarmee twee partijen goederen en diensten kunnen uitwisselen.

Vervolgens kunnen het ook zien als een rekeneenheid waarmee je de waarde van verschillende

goederen en diensten kunt vergelijken: het is de standaard waarmee je de prijs van die goederen en diensten uitdrukt.

Ten slotte is het een waardereserve, die je gebruikt om te sparen en om aan anderen te lenen.

Een munt moet stabiel zijn om die functies goed te vervullen. Kunt u zich een meeteenheid voorstellen die sterk

fluctueert in de tijd? Een waardereserve die wegsmelt? Toch kunnen deze situaties voorvallen: men spreekt

dan van inflatie (stijging van de prijzen) of, omgekeerd, deflatie (algemene prijsdaling). Inflatie en deflatie zijn

ziekteverschijnselen van de munt, die de gezondheid van de economie schade toebrengen.

Zaal 8

Hoe we een munt stabiel kunnen houden zien we in zaal 8 met als titel: “Een stabiele munt: hoe?”.

We hebben het net al even gehad over inflatie en deflatie, de virussen voor een gezonde economie.

Eén van de belangrijke taken van de NBB, als lid van het Eurosysteem, is er voor zorgen dat deze virussen

de economie niet schaden. Het Eurosysteem zelf is de hoedster van de prijsstabiliteit in de eurozone.

Het kan die prijsstabiliteit niet rechtstreeks controleren, maar het kan wel een effectieve remedie toedienen

door de rentevoet verstandig te doseren. Als inflatie en deflatie dreigen, kan de centrale bank optreden door

de rente op de leningen die ze aan de commerciële banken verstrekt, op te trekken of te laten dalen.

Afhankelijk van de opwaartse of neerwaartse bijstelling van de rente zullen particulieren en ondernemingen geneigd

zijn om meer of minder te consumeren of te sparen. Dat consumentengedrag zal op zijn beurt invloed

hebben op het economische leven en op de evolutie van de prijzen.

Zaal 9

Zaal 9 vond ik persoonlijk de minst interessante zaal. Hier ging het over aandelen, beurzen en wisselkoersen. “Een doodgewone markt?” wordt deze zaal genoemd. Veel doodgewoon vind ik er niet aan. In deze zaal kan je op verschillende computer en tv schermen de evolutie zien van verschillende markten in real time.

Zaal 10 en 11

In zaal 10 en 11 wordt de aanloop naar de eenheidsmunt, de euro aangetoond.

Ik zal de geschiedenis vanaf 1945 tot 2009 kort illustreren. Vanaf 1944 bestond er een

samenwerking tussen België, Nederland en Luxemburg (BENELUX).

· 1950: Verklaring van Schuman (Franse minister van Buitenlandse Zaken)

o 9 mei vijf jaar na de Tweede Wereldoorlog besloten Duitsland en Frankrijk

samen te werken. Kort daarop sluiten de BENELUX landen en Italië zich bij hen.

Ze tekenden op 18 april 1951 het verdrag dat de Europesen Gemeenschap voor

Kolen en Staal opricht en vormen samen het Europa van Zes.

· 1957: Verdragen van Rome

o 25 maart tekenen de zes landen van het “Kleine Europa” de twee Verdragen van Rome

waarin staat.

- Euratom: gemeenschappelijke productie van atoomenergie

- Gemeenschappelijke markt voor vrij verkeer van producten uit alle sectoren

van de economie en dit door:

§ Douane op te heffen

§ Identieke invoerrechten

§ Vrije verkeer te garanderen

§ Consument beschermen van monopolievorming

§ Economische, sociale, monetaire en fiscale beleid te controleren

§ Gemeenschappelijk economisch beleid op te zetten

· 1970: Plan van Werner (toenmalige eerste minister van Luxemburg)

o Zijn werkgroep stelt het volgende voor:

ü Totale en onomkeerbare inwisselbaarheid van de munten

ü Wegwerken van de schommelingsmarges van de wisselkoersen

ü Onherroepelijk vaste wisselkoersen

ü Centralisatie van het monetair beleid en het krediet

ü Eenmaking van het beleid in verband met de kapitaalmarkten

ü Gemeenschappelijke beslissingen m.b.t. de openbare begrotingen

De werkgroep pleit ook voor een gemeenschappelijk stelsel van centrale banken.

· 1979: Het Europees Muntstelsel

o Onder impuls van Duitsland en Frankrijk en met belangrijke bijdrage van de

Belg Jacques van Ypersele de Strihou (voorzitter van het Monetair Comité van

de EEG) wordt op de top van Brussel van 5 en 6 december 1978 besloten het

Europees Muntstelsel (EMS) op te richten.

o Het EMS gaat in 1979 van start en beoogt vooral:

- Stabiliteit van de onderlinge wisselkoersen

- Solidariteit tussen de deelnemende landen door onderlinge kredietverlening

- Creatie van de ECU (European Currency Unit)

§ Een “korf” van Europese munten, waarvan de samenstelling

werd bepaald door het aandeel dat elke lidstaat had in de productie

en de handel binnen de Gemeenschap. Deze samenstelling lag vast

maar kon indien nodig aangepast worden.

· 1986: De Europese Akte

o In februari ondertekenen de EEG-lidstaten de Europese Akte.

Met dit verdrag willen ze de verdere uitbouw van de Gemeenschap stimuleren.

- De voltooiing van een grote interne markt met vrij verkeer van personen,

goederen, diensten en kapitaal.

- Institutionele verbeteringen zoals bijkomende bevoegdheden voor Commissie

en Parlement.

- Nauwer samenwerken inzake het buitenlandse beleid.

· 1989: Het verslag-Delors

o Het verslag-Delors van april 1989 stelt voor de Economische en Monetaire Unie

in drie fasen te verwezenlijken:

- 1990-1993: voorbereiding van de eenheidsmarkt en het Verdrag van Maastricht

§ Bepaalt de invoering van een economische en monetaire unie en werd

ondertekent op 7 februari 1992.

- 1994-1998: oprichting van het Europees Monetair Instituut, convergentie van

de economieën en verhoogde samenwerking op het monetaire vlak.

§ Het EMI gaat op 1 januari 1994 van start in Frankfurt.

§ Op de Top van Madrid van 15 en 16 december 1995 beslissen

de staats- en regeringsleiders dat de eenheidsmunt euro zal heten.

§ Van 1 tot 3 mei 1998 kiezen de staats- en regeringsleiders op

de Top van Brussel welke landen deel mogen nemen aan het Eurosysteem.

Dit zijn 11 landen in totaal.

- 1999: invoering van de Europese eenheidsmunt.

· 2001: Griekenland voert in januari 2001 de euro in en wordt daarmee het 12de euroland.

· 2002: Op 1 januari verschijnen de euromunten en –biljetten en wordt de Belgische frank ingetrokken.

· 2004: In mei treden 10 nieuwe landen tot de EU toe.

· 2007: Slovenië treedt als eerste Centraal-Europese land toe en wordt daarmee het 13de euroland.

· 2008: Cyprus en Malta worden het 14de en 15de euroland.

· 2009: Slowakije treedt als eerste Oost-Europese land toe tot het eurogebied.